-
1 rompre
rompre [rõpr]♦voorbeelden:2 rompez! • ingerukt!II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 breken ⇒ af-, verbreken♦voorbeelden:rompre un marché • een zaak annulerenrompre les rangs • de gelederen verbreken, inrukkenapplaudir à tout rompre • hard applaudisserenrompre en visière • openlijk aanvallen♦voorbeelden:v1) breken (met)2) inrukken [leger]3) (af)breken4) doorbreken -
2 neck
adj. met betrekking tot de hals; dichtbij--------n. nek; brutaal--------v. Vrijen, kussen (met) (slang)neck1[ nek] 〈 zelfstandig naamwoord〉4 (zee/land/berg)engte♦voorbeelden:〈 voornamelijk Amerikaans-Engels〉 neck of the woods • buurt, omgevingrisk one's neck • zijn leven wagen〈 informeel〉 stick one's neck out • zijn hachje wagen, zich kwetsbaar opstellen→ dead dead/————————neck2II 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
3 break one's neck
de nek breken; erg inspannen,hard werkenzijn hals/nek breken; 〈 informeel〉 zich uit de naad werken -
4 cou
cou [koe]〈m.〉♦voorbeelden:1 arrière, devant du cou • nek, hals〈 informeel〉 casser le cou à une bouteille • een fles opentrekken, een borreltje pakkense casser, se rompre le cou • zijn nek breken, zijn kop kosten 〈 ook figuurlijk〉couper le cou • onthoofdenserrer le cou • wurgentendre le cou • ter slachtbank geleid wordense jeter au cou de qn. • iemand om de hals vliegenêtre endetté jusqu'au cou • tot over de oren in de schuld zitten→ jambemhals, nek -
5 wringing one's neck
iem. nek samenknijpen (onthoofden, doorsnijden van de hals, iem. nek breken) -
6 break the neck
de nek breken -
7 rein
rein [rẽ]〈m.〉1 nier♦voorbeelden:rein flottant • wandelende nier1. m 2. reinsm pl1) lendenen2) middel [lichaam]3) schoot -
8 casser les reins à qn.
casser les reins à qn. -
9 se casser, se rompre le cou
se casser, se rompre le couzijn nek breken, zijn kop kosten 〈 ook figuurlijk〉Dictionnaire français-néerlandais > se casser, se rompre le cou
-
10 se rompre le cou
se rompre le cou -
11 Glied
〈o.; Glied(e)s, Glieder〉4 〈religie; formeel〉gelid, geslacht♦voorbeelden:1 du wirst dir noch die Glieder brechen! • jij zult nog eens je nek breken!kein Glied mehr rühren können • geen vin meer kunnen verroerenalle Glieder tun mir weh • al mijn botten doen pijnan allen Gliedern beben, zittern • over al zijn leden, over het hele lichaam bevendie Angst, der Schreck lag, saß, steckte mir noch in den, allen Gliedern • de schrik zat nog in mijn beneneine Krankheit saß, steckte mir in den Gliedern • ik had een ziekte onder de ledenmit gesunden Gliedern • gezond van lijf en leden -
12 Rückgrat
Rückgrat〈o.〉♦voorbeelden:Rückgrat zeigen • ruggengraat tonenjemandem das Rückgrat stärken • iemand ruggensteun geven -
13 du wirst dir noch die Glieder brechen
du wirst dir noch die Glieder brechen!jij zult nog eens je nek breken!Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > du wirst dir noch die Glieder brechen
-
14 jemandem das Rückgrat brechen
Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > jemandem das Rückgrat brechen
-
15 Nacken
Nacken〈m.; Nackens, Nacken〉♦voorbeelden:den Nacken steif halten • stijf op zijn stuk staanjemandem im Nacken sitzen • (a) iemand op de hielen zitten; (b) iemand het vuur na aan de schenen leggenjemanden im Nacken haben • door iemand achternagezeten worden
См. также в других словарях:
Genick — 1. Auf hart Genick ein harter Strick. 2. Auf solch Genick gehört kein anderer Strick. *3. Das bricht ihm s Genick. Auch: gibt ihm das Basta, den Rest. [Zusätze und Ergänzungen] *4. Einen beim Genick fassen. Holl.: Iemand bij den nek pakken.… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Nachbar — 1. A Nobesch Kenger un Renger vergibt mer sich net. (Bedburg.) Nachbarskinder kennt man und dessen Rinder auch. 2. An gâden Nâibar as bêdarüsh an fiiren (widjen) Frinj. (Amrum.) – Haupt, VIII, 366, 260; Johansen, 150. Ein guter Nachbar ist besser … Deutsches Sprichwörter-Lexikon